Wanneer ben je werkgever onder de Wml?

Wanneer ben je werkgever onder de Wml?

Is voor de vraag of sprake is van een werkgever in de zin van de Wml – en dus van een overtreding – van doorslaggevend belang of andere (overheids)instanties zoals het UWV, de SVB of de Belastingdienst eerder hebben geoordeeld dat geen sprake is van een dienstbetrekking? Het antwoord van de Afdeling in een uitspraak van woensdag 14 juni 2023 is duidelijk; dat is niet het geval.

Volgens de Afdeling dient gelet op artikel 2, eerste lid, van de Wml voor de vaststelling dat een dienstbetrekking bestaat aan alle elementen van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht te zijn voldaan. Of dit het geval is hangt af van de concrete feiten en omstandigheden. Een eerder oordeel van het UWV, de SVB of de Belastingdienst doet daar volgens de Afdeling niet aan af. Daartoe wordt als volgt overwogen door de Afdeling:

“Dat de Belastingdienst in 2007 en het UWV en de SVB bij de uitvoering van hun taken tot een andere slotsom zijn gekomen, kan aan dit oordeel op zichzelf niet afdoen. De staatssecretaris heeft er in dit verband terecht op gewezen dat onduidelijk is gebleven op basis van welke informatie en welk onderzoek deze instanties tot hun standpuntbepaling zijn gekomen en dat de Inspectie in de onderhavige zaak uitgebreid onderzoek heeft verricht.”

In deze concrete zaak neemt de Afdeling dan ook aan dat sprake is van een dienstbetrekking en de staatssecretaris bevoegd was om een boete op te leggen vanwege een overtreding van de Wml. De Afdeling gaat vervolgens ook niet mee in het beroep dat wordt gedaan op het vertrouwensbeginsel vanwege de uitlatingen van het UWV, de SVB en de Belastingdienst. Immers, deze instanties spreken niet namens de staatssecretaris. Daarbij had van de werkgever in kwestie meer mogen worden verwacht, bijvoorbeeld door actiever te informeren of opvattingen van de staatssecretaris overeenkwamen met die van de overige instanties.

Heeft de werkgever in kwestie dan helemaal niets aan de opvattingen van het UWV, de SVB of de Belastingdienst? Uiteindelijk wel. De Afdeling gaat vanwege deze opvattingen tot matiging van het boetebedrag over omdat: “het niet eenduidige overheidsoptreden over de uitleg van het wettelijke begrip “werkgever” richting [appellante sub 2] een omstandigheid waarmee bij de vaststelling van de hoogte van de boete rekening moet worden gehouden”.

De uitspraak valt goed te volgen. Wel laat de uitspraak ruimte in het geval kan worden aangetoond dat – bijvoorbeeld – aan zowel de staatssecretaris als het UWV dezelfde informatie is aangeleverd en zij toch tot een verschillend oordeel komen over de vraag of sprake is van een dienstbetrekking. Dan kan wellicht wel met succes een beroep worden gedaan op deze verschillende oordelen. Verder volgt uit de uitspraak dat op werkgevers een (actieve) plicht rust om zich te blijven vergewissen van hun positie om zo ongewenste situaties te voorkomen.