Een college is ingevolge artikel 1.4 van de Wet Brp en (vaste) rechtspraak van de Afdeling verantwoordelijk voor de juistheid van de gegevens in de basisadministratie. Deze gegevens kunnen bijvoorbeeld zien op een persoon (geslachtsnaam, geboortedatum), maar ook op zijn of haar woonadres (feitelijke verblijfplaats). Een persoon kan verzoeken om rectificatie of wijziging van deze gegevens.
De Afdeling heeft in de uitspraak van 4 mei 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:1198) de maatstaf uiteengezet voor de beoordeling van een dergelijk verzoek. Kort gezegd moet voor het wijzigen van eenmaal in de brp geregistreerde gegevens buiten redelijke twijfel staan dat de nieuwe gegevens juist zijn. Maar welk bewijs moet daarvoor nu worden aangeleverd?
Specifiek ten aanzien van gegevens die zien op een woonadres, is van belang dat bij een verzoek om rectificatie of wijziging door een betrokkene aan de hand van een geheel van waarneembare omstandigheden wordt aangetoond dat hij of zij een ander woonadres had. Onder meer het aantonen van de plaats waar de betrokkene ’s nachts heeft geslapen kan dan een grote betekenis hebben. Ook kan worden gedacht aan allerhande stukken waaruit volgt van het feitelijk verblijf van een persoon destijds zoals een huurcontract, een verklaring van een verhuurder, energienota’s etc.
Ten aanzien van gegevens die zien op een persoon, kan het bewijs dat in de Brp opgenomen gegevens onjuist zijn alleen worden geleverd aan de hand van de juiste brondocumenten en als wordt voldaan aan het door de Afdeling geformuleerde toetsingskader ten aanzien van deze gegevens. De eisen waaraan een specifiek brondocument moet voldoen volgen uit artikel 2.8 van de Wet brp. Het enkele feit dat sprake is van een brondocument betekent echter niet dat die gegevens zonder meer in de brp moeten worden opgenomen, op het moment dat die gegevens ook op de verzoeker zien. Als de Nederlandse openbare orde zich verzet tegen opname, mogen er geen gegevens aan de documenten worden ontleend. Dit is het geval indien bijvoorbeeld geen gedegen onderzoek voorafgaand aan afgifte van het brondocument heeft plaatsgevonden of een buiten Nederland opgestelde akte niet overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgesteld.
Het is wel aan een college om gemotiveerd te betwisten dat een brondocument aan de daaraan te stellen eisen voldoet. Als dit bewijs – goed gemotiveerd – wordt geleverd, dient een aanvrager (extra) bewijs van de juistheid te leveren. Uit de recente uitspraak van de Afdeling van 1 november jl. volgt dat dit vaak een (te) hoge drempel vormt. Aanvullend bewijs is vaak wel mogelijk, maar kan een brondocument niet geheel vervangen. Los van een duidelijk overzicht van de relevante rechtspraak, volgt uit deze uitspraak ook (vooral) van het huiswerk dat het college dient te verrichten voor een succesvolle betwisting.