Afgelopen woensdag 4 oktober heeft de Afdeling maar liefst in zeven zaken uitspraak gedaan over natuurvergunningen die zijn verleend aan veehouderijen. De uitspraken zijn deels een vervolg op de drie uitspraken van 7 september 2022 (o.a. ECLI:NL:RVS:2022:2557) waarin de Afdeling voor wat betreft bepaalde type emissiearme stallen heeft geoordeeld dat het onzeker is of zij voldoende effectief zijn. Dit heeft ertoe geleid dat bij het verlenen van nieuwe natuurvergunningen voor emissiearme stallen met het type A1.13 en A1.28 geen gebruik meer mag worden gemaakt van de tot dan toe gebruikte emissiefactoren.
In de uitspraken van 4 oktober blijkt stikstof wederom een groot struikelblok te zijn bij vergunningverlening. In deze uitspraken bevestigt de Afdeling namelijk de eerdere strikte lijn en trekt zij deze door tot emissiearme stallen voor varkens met stalsysteem D3.2.7.1.1 en emissiearme stallen voor pluimvee met stalsysteem E5.11. Ook ten aanzien van deze emissiearme staltypen geldt dat de emissies niet met de vereiste zekerheid kunnen worden vastgesteld. Dit komt doordat de emissiefactoren de werkelijke stikstofuitstoot waarschijnlijk onderschatten, zo blijkt uit rapporten van het CBS en de Commissie Deskundigen Meststoffenwet – recentelijk bevestigd door onderzoek van de Wageningen University & Research. Dit betekent dat emissiearme stallen van de voornoemde typen alleen een natuurvergunning krijgen als uit een zogenoemde passende beoordeling blijkt dat de natuur geen schade oploopt. Alleen dan wordt voldaan aan het voorzorgsbeginsel uit artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn, aldus de Afdeling.
De uitspraken van 4 oktober 2023 leiden wederom tot verdere bemoeilijking en vertraging van de vergunningverlening in de veehouderij. Het is nu wachten op het onderzoek dat de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit laat uitvoeren naar i) of en hoe het stellen van voorwaarden aan de vergunning de variatie in emissies verlaagt, en ii) of en voor welke stalsystemen er gebruik kan worden gemaakt van een onzekerheidsfactor. De uitkomsten van deze onderzoeken worden in het vierde kwartaal van dit jaar verwacht. Dan zal de minister de Kamer ook nader informeren over de mogelijkheden voor toestemmingverlening in het licht van de eisen van de Habitatrichtlijn, aldus de Kamerbrief van 30 juni 2023 (Kamerstukken 35 334, nr. 260).