Als een drugslaboratorium in een pand wordt aangetroffen wordt in de regel overgegaan tot sluiting op grond van de Opiumwet of als beheersmaatregel om blootstelling aan gevaarlijke stoffen te voorkomen. De gevaarlijke stoffen dienen echter ook te worden verwijderd, met alle kosten van dien. Als geen sprake is van een situatie van acuut gevaar en dus spoedbestuursdwang is aangewezen, kan daartoe een last onder dwangsom worden opgelegd.
De grondslag van deze last is afhankelijk van de situatie, maar als gevaarlijke stoffen in een pand worden aangetroffen kan worden teruggevallen op de zorgplichten uit artikel 1.1.a of 10.1 van de Wm en/of artikel 1b, tweede lid, van de Woningwet in combinatie met het Bouwbesluit. Uit deze zorgplichten volgt de verplichting tot actief ingrijpen. Een nalaten levert dus ook een overtreding op. Verwacht mag namelijk worden dat alle maatregelen die redelijkerwijs mogelijk zijn worden getroffen om bijvoorbeeld nadelige gevolgen voor het milieu te voorkomen. Maar op wie rust deze zorgplicht en wie kwalificeert dus als overtreder? Op deze vraag gaat de Afdeling in een uitspraak van 8 november 2023 in.
Als de eigenaar en feitelijk gebruiker van een pand dezelfde zijn, bestaat geen discussie over de vraag op wie een zorgplicht rust. Dit wordt anders als sprake is van een (bedrijfsmatig) verhuurd pand en de eigenaar stelt niet betrokken te zijn geweest bij de opzet van een drugslaboratorium. Dan zal per overtreden voorschrift moeten worden bepaald of de eigenaar de op hem rustende zorgplicht is nagekomen.
Voor het antwoord op deze vraag beoordeelt de Afdeling in het geval van een (professioneel) verhuurder – althans zo lees ik de uitspraak – of redelijkerwijs wetenschap had kunnen bestaan van de overtreding. Als uitgangspunt hanteert de Afdeling daarbij dat van een professioneel verhuurder mag worden verwacht dat hij zich bewust is van het mogelijk gebruik van bedrijfspanden voor de productie van drugs. Vanuit dit uitgangspunt mag het nodige toezicht worden verwacht op een huurder en is een verhuurder ook gehouden tot de nodige inspanningen. Kort en goed is aan die inspanningsplicht niet voldaan als i) geen onderzoek is gedaan naar een huurder, ii) geen huurcontract is opgesteld, iii) uitsluitend contant werd betaald en iv) geen regelmatige controles plaatsvonden van het pand.
Van een professioneel verhuurder mag dus het nodige worden verwacht. Kan hij niet gedocumenteerd aantonen dat de nodige inspanningen zijn verricht, dan kwalificeert hij als overtreder met alle gevolgen van dien. Een college dient dit uiteraard wel goed te onderzoeken. Dat een last onder bestuursdwang met kostenverhaal op de feitelijke overtreders ook mogelijk was, maakt dit tot slot niet anders. Bij de keuze voor een last onder dwangsom of bestuursdwang bestaat keuzevrijheid, waarbij het college het standpunt mocht innemen dat bij verhuur niet alleen lusten maar ook lasten horen.