Op 7 december 2023 zijn de resultaten van de invoeringstoets Wet open overheid (Woo) aan de Tweede Kamer toegezonden. Met de invoeringstoets is de op 1 mei 2022 in werking getreden Woo geëvalueerd. De uitkomst is dat er een groot aantal fundamentele knelpunten is. Hoewel alle knelpunten met elkaar samenhangen, licht ik hieronder de twee – wat mij betreft – meest fundamentele knelpunten toe. Ook ga ik in op enkele aanbevelingen die – hoe begrijpelijk ze ook zijn – bij mij vragen oproepen.
Overheidsorganisaties voeren de Woo niet goed uit.
Dat de Woo niet goed wordt uitgevoerd, ligt onder meer aan het proces dat nog niet goed is ingericht en het feit dat de informatiehuishouding nog niet op orde is. Denk daarbij aan het ontbreken van overzicht omdat informatie in verschillende systemen of op verschillende schijven is opgeslagen. Daarbij moeten veel ambtenaren Woo-verzoeken naast hun gebruikelijke werkzaamheden behandelen. Dit leidt veelal tot een lagere prioritering van de Woo-verzoeken en een ruimere toepassing van de weigeringsgronden.
Ruimere openbaarheidswetgeving leidt via omvangrijke Woo-verzoeken tot een grote uitvoeringslast.
Overheidsinstanties krijgen regelmatig zeer omvangrijke Woo-verzoeken, zoals bijvoorbeeld de Woo-verzoeken over COVID-19 bij het ministerie van VWS. Het is niet ongebruikelijk dat er honderden documenten onder de reikwijdte van een Woo-verzoek vallen. Er geldt immers een zeer ruim documentbegrip en ambtenaren gebruiken veel documenten in hun processen. De termijn voor het behandelen van een Woo-verzoek bedraagt in beginsel echter maar zes weken (inclusief verdaging). Verzoekers krijgen bijna nooit binnen de termijn hun besluit. Daarnaast is er vaak weinig interactie met verzoekers waardoor er weinig vertrouwen is en weinig begrip voor het proces. Dit leidt vanzelfsprekend weer tot meer procedures. Enerzijds beroepsprocedures wegens niet tijdig beslissen, anderzijds inhoudelijke procedures.
Aanbevelingen
Een van de aanbevelingen is het verankeren van de processtappen voor grote Woo-verzoeken waarbij zowel de overheidsinstantie als de verzoeker verplichtingen hebben. Een andere aanbeveling is het werken met aparte verdagingstermijnen voor kleine en grote Woo-verzoeken. Hoewel deze aanbevelingen begrijpelijk is, roept dit uiteraard wel de vraag op wanneer sprake is van een ‘groot Woo-verzoek’ en welke termijnen dan zouden moeten gelden. Ook wordt aanbevolen om het aantal op te vragen documenten voor niet-journalisten of andere professionele Woo-verzoekers te maximeren. Hoewel ook begrijpelijk, is het de vraag hoe dit zich verhoudt tot het doel van de Woo: het reguleren van de informatievoorziening ten behoeve van de controle op de goede en democratische bestuursvoering van bestuursorganen. Journalisten zijn immers niet de enige personen die relevante informatie kunnen achterhalen.
Kortom, er is op vele fronten nog veel werk aan de winkel.