Prematuur bezwaarschrift; bezwaar is niet-ontvankelijk, wel procesbelang

Prematuur bezwaarschrift; bezwaar is niet-ontvankelijk, wel procesbelang

Op grond van de Jeugdwet zijn gemeenten verantwoordelijk voor het treffen van voorzieningen op het gebied van jeugdhulp. Tegen een besluit op een aanvraag voor jeugdhulp kan bezwaar en beroep worden ingesteld.

In een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (“Raad”) van 12 december 2024 ging het om een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Twenterand (“college”). Het college heeft op 17 september 2021 een besluit genomen over een aanvraag voor jeugdhulp. Appellanten hebben daartegen op 26 oktober 2021 bezwaar gemaakt. Twee dagen later, op 28 oktober 2021, heeft het college een andere aanvraag afgewezen. Het college heeft het bezwaar van appellanten tegen het besluit van 28 oktober 2021 niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift van 26 oktober 2021 prematuur is. Volgens appellanten had het college onder meer uit een telefoongesprek van 2 december 2021 moeten begrijpen dat het bezwaarschrift van 26 oktober 2021 ook mede is gericht tegen het besluit van 28 oktober 2021.

De termijn om bezwaar in te dienen vangt volgens artikel 6:8, eerste lid, van de Awb aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Als een bezwaarschrift eerder is ingediend, is sprake van een zogeheten prematuur bezwaarschrift. Een prematuur bezwaarschrift is niet-ontvankelijk, tenzij het besluit ten tijde van de indiening wel reeds tot stand was gekomen, of nog niet tot stand was gekomen, maar de indiener redelijkerwijs kon menen dat dit wel reeds het geval was (artikel 6:10, eerste lid, van de Awb).

De Raad volgt het college niet in het standpunt dat appellanten geen procesbelang meer hebben, omdat de periode waarvoor de voorziening was aangevraagd inmiddels is verstreken. Onder verwijzing naar eerdere rechtspraak oordeelt de Raad dat procesbelang in dat geval aanwezig blijft als een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit van belang kan zijn voor een toekomstige periode. Daarnaast kan procesbelang aanwezig blijven in verband met de beoordeling van een verzoek om schadevergoeding, tenzij op voorhand onaannemelijk is dat schade is geleden. Aangezien appellanten hebben aangetoond dat zij zorg hebben gekregen waarvoor kosten in rekening zijn gebracht, is er volgens de Raad sprake van procesbelang.

Volgens de Raad is echter onvoldoende onderbouwd dat het college had moeten begrijpen dat appellanten bezwaar wilden maken tegen het besluit van 28 oktober 2021. Daarvoor is relevant dat het bezwaarschrift van 26 oktober 2021 is gericht tegen het besluit van 17 september 2021 en dat niet is gebleken dat het besluit van 28 oktober 2021 ten tijde van het indienen van het bezwaarschrift op 26 oktober 2021 al tot stand was gekomen. Uit het bezwaarschrift blijkt ook niet dat dit óók geacht moet worden gericht te zijn tegen het besluit van 28 oktober 2021. Verder volgt uit de omstandigheid dat appellanten een ingebrekestelling hebben ingediend wegens het niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag en de enige tijd later ingediende nieuwe aanvraag dat niet beoogd is bezwaar te maken tegen het besluit van 28 oktober 2021. Het telefoongesprek van 2 december 2021 heeft bovendien niet geleid tot het alsnog binnen de bezwaartermijn indienen van een bezwaarschrift. Het hoger beroep slaagt daarom niet. Het bezwaar is terecht niet-ontvankelijk verklaard.