Welkom op onze nieuwsbriefpagina. Regelmatig publiceren wij hier de highlights op het gebied van het bestuursrecht, het strafrecht, het boete- en sanctierecht en het (overheids)aansprakelijkheidsrecht. Hierbij ligt de nadruk op actuele ontwikkelingen in wetgeving en jurisprudentie en actualiteiten gerelateerd aan ons kantoor.
Nieuwsbrief januari 2023
Inhoud
1. Kantoorupdate: afscheid Samantha Bilgi
2. Artikel in Het Financieele Dagblad – “Privacy op de tocht door nieuwe witwasaanpak” – Fleur le Roy
3. Nieuwe werkwijze arbeidsinspectie bij arbeidsongeval – Laura Hinrichs
4. Nood breekt geen wet – Remko Wijling
5. Eerste stap naar een PFAS-verbod is gezet – Olga de Vries
6. Bijna een ton in een woning leidt niet direct tot een witwasveroordeling – Laura Hinrichs
7. Organisaties vanaf 50 werknemers dit jaar nog onderworpen aan nieuwe klokkenluidersregelgeving – Fleur le Roy
8. Termijnoverschrijding eerder verschoonbaar in tweepartijengeschil – Remko Wijling
9. Strafzaak geseponeerd? Ken de gevolgen, mogelijkheden en registratie! – Laura Hinrichs
10. Zoek de verschillen in het Europese AML/TF landschap! – Fleur le Roy
11. Vier leeswaardige sluitingsuitspraken – Remko Wijling
12. Strafrechtelijke waarborgen gelden ook voor een verhoor bij de bedrijfsrecherche – Laura Hinrichs
13. Inzichtelijkheid en controleerbaarheid bij bestuurlijke rapportage – Remko Wijling
Kantoorupdate: afscheid Samantha Bilgi
Onze eerste advocaat-stagiaire, Samantha Bilgi, zal na zes jaar als advocaat werkzaam te zijn geweest op ons kantoor, van Ardenne & Crince le Roy Advocaten N.V., de overstap maken naar politiek Den Haag. Zij zal de Tweede Kamer fractie van D66 gaan adviseren op onder meer het terrein van justitie. Gezien haar expertise, ervaring en vooral maatschappelijke betrokkenheid zijn wij ervan overtuigd dat de publieke zaak met deze overstap gediend is. Wij bedanken Samantha voor de samenwerking en de verdere uitbouw van ons kantoor en wij wensen haar veel succes in haar nieuwe omgeving!
Artikel in Het Financieele Dagblad – “Privacy op de tocht door nieuwe witwasaanpak” – Fleur le Roy
Nederlandse banken en in Nederland gevestigde bijkantoren van buitenlandse banken worden in de toekomst verplicht om gegevens van zakelijke en particuliere transacties met elkaar te gaan uitwisselen. Hiertoe moet een gezamenlijk monitoringssysteem worden opgezet. Over dit deel van het wetsvoorstel “Plan van aanpak witwassen” schreef Fleur le Roy deze maand een opiniestuk in Het Financieele Dagblad.
Zie ook de artikelen van Mr. Online en Advocatie.
Nieuwe werkwijze arbeidsinspectie bij arbeidsongeval – Laura Hinrichs
Relevantie
Arbeidsongevallen komen veelvuldig voor en kunnen variëren in ernst en omvang. Bedrijven zijn verplicht een arbeidsongeval te melden indien sprake is van i) een dodelijke afloop, ii) blijvend letsel, of iii) een ziekenhuisopname. Een arbeidsongeval met dodelijke afloop leidt automatisch tot een strafrechtelijk onderzoek door het Openbaar Ministerie. Een arbeidsongeval met blijvend letsel of een ziekenhuisopname kan bestuursrechtelijk worden afgedaan. Ten aanzien van deze bestuursrechtelijke afdoening hanteert de Nederlandse Arbeidsinspectie sinds begin dit jaar een nieuwe werkwijze.
Nieuwe werkwijze
De nieuwe werkwijze van de Nederlandse Arbeidsinspectie vloeit voort uit twee pilots. De achterliggende gedachte is om bedrijven meer tijd te laten investeren in en geld te laten uitgeven aan het verbeteren van veiligheidsmaatregelen in plaats van het voeren van procedures en het betalen van boetes.
Wat houdt de nieuwe werkwijze in? In het kort gaat de Nederlandse Arbeidsinspectie (zonder aankondiging) zo spoedig mogelijk naar de plaats van het ongeval. Afhankelijk van het type ongeval, kan de Nederlandse Arbeidsinspectie bepalen dat het bedrijf zelf onderzoek dient te verrichten naar de toedracht ervan. Het bedrijf dient in die gevallen binnen vijftien werkdagen een werkgeversrapportage met verbeterplan op te stellen.
Worden de rapportage en het verbeterplan goedgekeurd, dan komt de Nederlandse Arbeidsinspectie later controleren of deze ook daadwerkelijk worden uitgevoerd. Is dit niet het geval, dan wordt alsnog een boete opgelegd. Worden de rapportage en het verbeterplan niet goedgekeurd, dan voert de Nederlandse Arbeidsinspectie het onderzoek alsnog zelf uit en kan aan het bedrijf een boete worden opgelegd.
Het opstellen van een deugdelijke rapportage over de toedracht van het ongeval en het formuleren van een dekkend verbeterplan leidt bij naleving daarvan met deze nieuwe werkwijze tot een kleinere kans om als bedrijf een bestuurlijke boete opgelegd te krijgen.
Zelfinspectie
Benieuwd hoe uw bedrijf ervoor staat? De Nederlandse Arbeidsinspectie heeft een tool heeft ontwikkeld voor ‘zelfinspectie’ door bedrijven. Deze tool is te vinden op: zelfinspectie.nl
Nood breekt geen wet – Remko Wijling
Relevantie
Net als in het strafrecht geldt ook in het bestuursrecht dat de bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke sanctie alleen bestaat als deze bij wet in formele zin is toegekend. Artikel 5:4 van de Awb houdt hiermee de bestuursrechtelijke codificatie van het legaliteitsbeginsel in. Op basis van dit beginsel kwam de rechtbank Oost-Brabant tot het oordeel dat de voorzitter van de veiligheidsregio Brabant-Noord niet bevoegd was om in maart 2020 – in het geval van een geopende sauna – naleving van de destijds geldende noodverordening af te dwingen door middel van een last onder dwangsom en spoedbestuursdwang.
Samenvatting
De rechtbank constateert dat in maart 2020 deze bevoegdheden nog niet aan de voorzitter waren toegekend door de wetgever. Dat de wetgever deze omissie kort daarna heeft gerepareerd en daarbij heeft aangegeven dat uit een redelijke lezing van de wet volgde dat ook in maart 2020 deze bevoegdheden al aan de voorzitter toekwamen, baat de voorzitter niet. Immers, zoals de rechtbank terecht overweegt, vereist het legaliteitsbeginsel dat de bevoegdheid tot oplegging van een bestuurlijke sanctie bij wet in formele zin wordt toegekend. Een redelijke lezing van de wet is dan niet genoeg, ook niet in een noodsituatie vanwege de uitbraak van Covid-19.
Nood breekt dus geen wet, aldus de rechtbank. Opvallend is daarbij dat dit probleem al werd gesignaleerd bij de behandeling van de Tijdelijke Wet Covid-19 Justitie en Veiligheid, zo volgt uit door de rechtbank geciteerde vragen van Kamerleden. De wetgever was dus gewaarschuwd. Bij de aangekondigde herziening van het staatsnoodrecht zijn deze bevoegdheidsperikelen wat mij betreft verder een uitdrukkelijk punt van aandacht, zowel gelet op het legaliteitsbeginsel als gelet op de mogelijkheden die er wel moeten zijn om handhavend op te treden in geval van nood.
Eerste stap naar een PFAS-verbod is gezet – Olga de Vries
Relevantie
Op 13 januari 2023 hebben Nederland, Duitsland, Denemarken, Zweden en Noorwegen bij het Europees chemicaliënagentschap (“ECHA”) gezamenlijk een restrictievoorstel voor poly- en perfluoroalkylstoffen (“PFAS”) ingediend. Daarmee is de eerste formele stap gezet voor een Europees verbod op PFAS. Doel van het restrictievoorstel is een verbod op zowel het gebruik als de productie van alle soorten PFAS om de risico’s voor mens en milieu te beperken. Het verbod zal voornamelijk gevolgen hebben voor bedrijven die werken met PFAS. Zij dienen zich hier dan ook op voor te bereiden.
Samenvatting
PFAS verspreiden zich makkelijk, zijn schadelijk voor het milieu en verdwijnen niet. Om te voorkomen dat nieuwe PFAS in het milieu terechtkomen, richt het restrictievoorstel zich op alle soorten PFAS die binnen Europa worden gemaakt of geïmporteerd (circa 6.000 soorten). Wel zal uiteindelijk in het restrictievoorstel aangegeven worden op welke PFAS het verbod – bij uitzondering – niet van toepassing is.
Met het indienen van het restrictievoorstel is de eerste fase om te komen tot een verbod op PFAS volbracht. Zodra beoordeeld is of het restrictievoorstel in overeenstemming is met de REACH-vereisten, wordt de tweede fase gestart: raadpleging over het voorstel. Het restrictiedossier wordt op 7 februari 2023 gepubliceerd door het ECHA waarna belanghebbenden binnen zes maanden kunnen reageren op het restrictievoorstel en de ondersteunende documenten. De reacties worden verwerkt waarna de wetenschappelijke commissies van ECHA hun advies opstellen.
In de derde fase wordt door de Europese Commissie een definitief restrictievoorstel gemaakt waarover de lidstaten moeten stemmen. Als het restrictievoorstel wordt aangenomen, dan treedt de wet naar verwachting in 2025 in werking. Het verbod zelf zal een paar maanden na de inwerkingtreding van de wet gaan gelden. Bedrijven die met PFAS werken, zoals onder meer de galvanische industrie, de textielindustrie, de cosmetische industrie en brandweervoorzieningen, zullen in die periode op zoek moeten gaan naar veiligere alternatieven. Voor moeilijk vervangbare toepassingen hebben bedrijven langer de tijd om een alternatief te vinden.
Afsluitend
Al met al is helder dat sinds de bewustwording van de PFAS-vervuiling het aanpakken van de emissies van PFAS hoog op de politieke agenda staat. Dit werkt niet alleen door in (Europese) wet- en regelgeving, maar ook in verscherpte vergunningverlening. Zo beoordeelt Rijkswaterstaat samen met de omgevingsdiensten en provincies of vergunningen aangescherpt dienen te worden zodat zij de gevolgen van PFAS voldoende indammen (zie daartoe ook het Kamerdossier 35.334 inzake de problematiek rondom stikstof en PFAS). Bedrijven die met PFAS werken, doen er dan ook goed aan zich bewust te zijn van de verscheidende ontwikkelingen en zich hier op voor te bereiden. Uiteraard zullen ook wij over deze ontwikkelingen berichten.
Bijna een ton in een woning leidt niet direct tot een witwasveroordeling – Laura Hinrichs
Relevantie
Om tot een veroordeling van witwassen te komen, is het (soms) nodig dat de verdachte wetenschap heeft van de aanwezigheid van het geld, zo volgt uit een uitspraak van 17 januari 2023 van de rechtbank Amsterdam.
Samenvatting
In de strafzaak die door de rechtbank Amsterdam werd behandeld, ging het onder meer om de verdenking van witwassen. In de woning van de verdachte was namelijk EUR 920.000,– aangetroffen, verdeeld over vijf geldkistjes en gebundeld in pakketjes in coupures van EUR 200,–, EUR 100,– en EUR 50,–. De rechtbank stelt dat er een zeer ernstig vermoeden is dat dit geld van misdrijf afkomstig is.
De rechtbank spreekt de verdachte echter vrij van het tenlastegelegde witwassen. Voor dat oordeel lijkt relevant dat het geld is aangetroffen achter de plinten van de keukenkastjes. Daarmee was het geld aan het zicht onttrokken. Dit maakt deze zaak qua feiten en omstandigheden anders dan strafzaken waarin geld wordt aangetroffen in voorwerpen in een huis. In die gevallen geldt immers als uitgangspunt dat een bewoner geacht wordt te weten wat zich in (de voorwerpen in) zijn woning bevindt. In deze zaak heeft de verdachte verklaard niet te weten dat er geld achter de plinten van de keukenkastjes lag. Ook volgt uit het dossier dat anderen de beschikking hadden over de sleutel van de woning. De rechtbank oordeelt daarom dat er geen bewijs in het dossier zit dat de verdachte wetenschap had van het aangetroffen geld in zijn woning.
Organisaties vanaf 50 werknemers dit jaar nog onderworpen aan nieuwe klokkenluidersregelgeving – Fleur le Roy
Relevantie
Organisaties in de private sector met vijftig of meer werknemers worden dit jaar onderworpen aan de nieuwe Wet bescherming klokkenluiders, die op 20 december jl. door de Tweede Kamer en op 24 januari jl. door de Eerste Kamer is aangenomen. De nieuwe wet strekt tot implementatie van de Richtlijn (EU) 2019/1937 inzake de bescherming van “personen die inbreuken op het Unierecht melden” en tot wijziging van de huidige Wet Huis voor klokkenluiders. Organisaties in de publieke sector (rijksoverheid, provincies, waterschappen, gemeenten en publiekrechtelijke zelfstandige bestuursorganen) moeten al sinds 17 december 2021 aan de eisen uit de Europese richtlijn voldoen.
Belangrijke wijzigingen
Voorbeelden van belangrijke wijzigingen zijn:
- Naast werknemers en ambtenaren zullen ook zelfstandigen, vrijwilligers, stagiairs, sollicitanten, aannemers, aandeelhouders, bestuurders en leveranciers, degenen die melders bijstaan, interne onderzoekers en “betrokken derden” zich kunnen beroepen op bepaalde beschermingsmaatregelen voor melders, zoals:
- een benadelingsverbod;
- recht op ondersteuningsmaatregelen, zoals volledige onafhankelijke informatie en kosteloze, gemakkelijk toegankelijke adviezen;
- vrijwaring van procedures wegens bijvoorbeeld schending van geheimhoudingsplicht, verboden informatieverwerving, laster, schending auteursrechten, openbaarmaking bedrijfsgeheimen, schending van vertrouwelijkheid of bescherming persoonsgegevens;
- specifieke geheimhoudingsverplichtingen in het kader van de melding en de opvolging daarvan voor de identiteit van de melder (en andere betrokkenen) en;
- sanctiemogelijkheden wegens het tegenwerken van de melder of het onderzoek naar aanleiding van de melding.
een verschuiving van de bewijslast: het is aan de juridische entiteit die een benadelende maatregel heeft genomen om aan te tonen dat er geen causaal verband tussen de melding of openbaarmaking en de benadeling bestaat;
- Direct intern melden is het uitgangspunt, maar direct extern melden moet ook mogelijk zijn;
- Strengere procedurele eisen aan de interne en externe meldprocedures, waaronder:
- de mogelijkheid tot mondeling en schriftelijk melden;
- het tijdig versturen van een ontvangstbevestiging;
- een registratieplicht.
Actiepunten voor organisaties
De Europese richtlijn en de nieuwe wet betekenen voor veel organisaties het opstellen of actualiseren van klokkenluidersbeleid en het opzetten van meldkanalen. Hierbij dienen zij rekening te houden met alle nieuwe verplichtingen en beschermingsmaatregelen die de nieuwe wet voorschrijft. Voor organisaties is het van groot belang dat dit op tijd en zorgvuldig gebeurt, mede omdat het Huis voor klokkenluiders sanctioneringsmogelijkheden heeft. Het Huis kan bijvoorbeeld een herstelsanctie of bestraffende sanctie opleggen indien een werkgever bijvoorbeeld geen intern meldkanaal heeft ingericht.
Termijnoverschrijding eerder verschoonbaar in tweepartijengeschil – Remko Wijling
Relevantie
Het nieuwe jaar is nog maar net begonnen of de Afdeling heeft al een voor de toegang tot de rechter belangrijke uitspraak gedaan. Wat was er aan de hand? Een belanghebbende stelde een beslissing op bezwaar niet te hebben ontvangen en doet een beroep op een verschoonbare termijnoverschrijding. De Afdeling beoordeelt de verschoonbaarheid nadat eerst is vastgesteld dat het niet aan het bestuursorgaan lag dat het besluit onbestelbaar retour is ontvangen. Het besluit was dus op de voorgeschreven wijze bekendgemaakt.
Samenvatting
De Afdeling komt tot het oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Opvallend is dat de Afdeling bij dit oordeel wel begint met de vaste lijn – namelijk dat een belanghebbende feiten moet stellen waaruit redelijkerwijs kan worden betwijfeld dat een afhaalbericht niet is ontvangen – maar bij de bespreking van de concrete feiten en omstandigheden ook andere zaken laat meewegen. Zo weegt de Afdeling ook mee dat het aannemelijk is dat appellant de beslissing op bezwaar zou hebben afgehaald als hij een afhaalbericht zou hebben gekregen en laat de Afdeling meewegen dat het handelen van het bestuursorgaan in kwestie niet de schoonheidsprijs verdient. Intern is het een en ander misgegaan.
Op het moment dat een termijnoverschrijding verschoonbaar is dient een belanghebbende vervolgens wel binnen een termijn van twee weken nadat hij te weten is gekomen dat een besluit is genomen bezwaar of beroep in te dienen. Wordt die termijn langer, dan hangt het van de feiten en omstandigheden van het geval af of een later ingesteld bezwaar of beroep als niet verwijtbaar te laat wordt aangemerkt. In dit geval had de belanghebbende (ook) deze termijn niet gehaald. Hij was van de reguliere termijn van zes weken uitgegaan. Bij de beoordeling van de verwijtbaarheid, volgen vervolgens de meest verstrekkende overwegingen van de Afdeling. De Afdeling begint nog wel met een bespreking van het belang van termijnen voor de rechtszekerheid, en het voorkomen van rechtsonzekerheid doordat een besluit na een termijn alsnog aantastbaar wordt. Vervolgens koppelt de Afdeling het belang van de rechtszekerheid aan geschillen waarin belangen van derden op het spel staan. Juist omdat hier ‘slechts’ sprake was van een tweepartijengeschil en omdat appellant in persoon procedeerde wordt geoordeeld dat geen sprake is van een verwijtbaar (te) laat ingediend beroep. Van hem kon niet worden verwacht dat hij in dit geval een andere dan de reguliere termijn tot zijn beschikking had.
Hoe nu verder? Deze stap van de Afdeling valt toe te juichen en past in de tendens om terug te keren naar de doelstelling van de Algemene wet bestuursrecht, namelijk om bestuursrechtelijke procedures laagdrempelig te laten zijn. Hopelijk volgen ook de andere hoogste bestuursrechters deze lijn van de Afdeling en stappen we langzaam – maar het liefst wat sneller – af van de soms wel erg hoge drempels voor toegang tot de rechter.
Strafzaak geseponeerd? Ken de gevolgen, mogelijkheden en registratie! – Laura Hinrichs
Relevantie
Is jouw strafzaak geseponeerd? Dan is het van belang te weten welke verschillende type sepots er zijn, wat de gevolgen van dit sepot kunnen zijn, wat je als betrokkene tegen dit sepot kunt ondernemen en hoe je jouw strafblad kunt inzien.
Deze noodzaak wordt onderstreept door de Nationale Ombudsman die waarschuwt dat het Openbaar Ministerie de gekozen sepotgrond niet goed onderbouwt met alle gevolgen van dien voor de betrokkene. Om die reden heeft de Nationale Ombudsman een brief gestuurd naar het College van procureurs-generaal van het Openbaar Ministerie.
Soorten sepots
Het Openbaar Ministerie maakt bij het seponeren van een strafzaak gebruik van de Aanwijzing sepot en gebruik sepotgronden. Hierin staan de verschillende sepotcodes genoemd, waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen zogenoemde “technische sepots” en “beleidssepots”. Gezien de aard van een technisch sepot is een dergelijk sepot in de regel ‘gunstiger’ dan een beleidssepot. Een technisch sepot houdt namelijk in dat er in de visie van het Openbaar Ministerie niet vervolgd kan worden, omdat er onvoldoende uitzicht is op een veroordeling. Met een beleidssepot concludeert het Openbaar Ministerie daarentegen dat een vervolging technisch haalbaar is, maar dat er op gronden van algemeen belang voor is gekozen van die vervolging af te zien. Gedacht kan worden aan reeds getroffen oplossing tussen de verdachte en het slachtoffer, zoals het voldoen van een schadevergoeding. Een ander voorbeeld is de situatie dat het belang voor het vervolgen van een strafzaak gering is geworden, doordat de strafzaak te lang is blijven liggen en de redelijke termijn (bijna) is verstreken.
Verzoek tot wijziging sepot
Het is dus in de regel ‘gunstiger’ als een strafzaak wordt geseponeerd onder een code die valt onder een technisch sepot. Dit is relevant nu het gekozen sepot van invloed kan zijn op het verkrijgen van bijvoorbeeld een Verklaring Omtrent het Gedrag of een schadevergoeding nadat een strafzaak zonder oplegging van een straf of maatregel is geëindigd. Om die reden kan het raadzaam zijn om een verzoek tot wijziging van de sepotcode in te dienen, als het Openbaar Ministerie een strafzaak seponeert op grond van een beleidssepot. Verzocht kan worden om het beleidssepot te veranderen in een technisch sepot. Een dergelijk verzoek dient in eerste instantie bij het Openbaar Ministerie te worden ingediend. Bij een afwijzing kan de Nationale Ombudsman worden benaderd. Uiteraard is het ook mogelijk om een verzoek in te dienen als de zaak al is geseponeerd onder een technisch sepot.
Strafblad inzien
Om te achterhalen hoe een geseponeerde zaak in jouw strafblad geregistreerd staat, kan een verzoek tot inzage worden gedaan bij de Justitiële Informatiedienst van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (Justid). Een dergelijk verzoek moet in elk geval de naam, het adres, het telefoonnummer en een kopie van een geldig identiteitsbewijs bevatten van de persoon die zijn/haar strafblad wil inzien. Vervolgens wordt de persoon door de rechtbank uitgenodigd om het betreffende strafblad in te zien. Staat er niets op het strafblad, dan wordt er in de regel voor gekozen om de betreffende persoon hier telefonisch van op de hoogte te stellen.
Mochten er onjuistheden in het strafblad staan, dan kan bij Justid een correctieverzoek worden ingediend.
Zoek de verschillen in het Europese AML/TF landschap! – Fleur le Roy
Terwijl in Nederland naar aanleiding van de uitspraak van het Hof van Justitie van de EU inzake de toegang tot het UBO-register onder meer het hersenkrakende vraagstuk speelt wat personen en organisaties die een legitiem belang kunnen aantonen zijn, beperken de aanbevelingen van Moneyval (Raad van Europa) voor dwergstaat Monaco zich tot toegang tot een UBO-register door competent authorities en de FIU van Monaco.
Slechts een voorbeeld van verschillen in regelgeving binnen Europa als continent, verklaarbaar door de grenzen van het geografische toepassingsbereik van het recht van de Europese Unie. Benieuwd of bij de volgende evaluatie de uitspraak van het Hof van Justitie wel (op de achtergrond) meespeelt in de aanbevelingen. Anders lopen de interpretaties van wat zou moeten binnen Europa wel erg uit elkaar.
Zie hier voor het evaluatierapport van Moneyval en hier de Kamerbrief van 20 januari inzake de interpretatie van de uitspraak van het Hof van Justitie.
Vier leeswaardige sluitingsuitspraken – Remko Wijling
Relevantie
De afgelopen week zijn door zowel rechtbanken als door de Afdeling enkele interessante uitspraken gedaan over sluitingen op grond van artikel 13b Opiumwet. Hieronder volgen vier uitspraken die mij het meest opvielen.
Vier leeswaardige uitspraken
1. De rechtbank Oost-Brabant oordeelt in de uitspraak van 23 januari 2023 over de vraag of ten aanzien van een bosperceel, een schuur en een woning sprake is van een samenhangend geheel. Na een uitgebreide bespreking van de jurisprudentie van de Afdeling en de feiten van deze zaak, komt de rechtbank tot het oordeel dat sprake is van zowel ruimtelijke als functionele samenhang. Ook overweegt de rechtbank dat een tijdsverloop van 5 maanden tussen het incident en de sluiting niet zo ruim is dat dit afdoet aan de noodzaak.
2. De voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft in de uitspraak van 11 januari 2023 niet veel woorden nodig om een voorziening toe te wijzen. Door de burgemeester van Oosterhout is direct en zonder zienswijzemogelijkheid tot sluiting van een woning overgegaan. Omdat de burgemeester hierdoor geen kennis heeft kunnen nemen van alle omstandigheden van het geval – hetgeen de Afdeling wel vereist – en de gestelde spoed niet volgt uit het dossier, wordt de voorziening toegewezen. De burgemeester zal in bezwaar alsnog de (persoonlijke) omstandigheden moeten wegen.
3. De rechtbank Rotterdam heeft in de uitspraak van 24 januari 2023 ook weinig woorden nodig om het beroep toe te wijzen. De burgemeester van Rotterdam is tot sluiting overgegaan vanwege twee Xtc-pillen en 1,4 gr. cocaïne (een handelshoeveelheid). Omdat er verder weinig tot geen aanwijzingen zijn die wijzen op handel vanuit de woning, kan gelet op de geringe hoeveelheid echter niet zonder meer daarvan worden uitgegaan. De burgemeester heeft zijn standpunt dat wel sprake is van handel vanuit de woning onvoldoende gemotiveerd volgens de rechtbank. Vooral het oordeel van de rechtbank over de bestuurlijke rapportage valt op. Anders dan uit deze rapportage lijkt te volgen zijn er geen onderliggende processen-verbaal. Verder is vooral veel mondeling doorgegeven, maar niet op schrift gesteld en is sprake van een fors tijdsverloop tussen incident en rapportage. De rapportage is hierdoor onvoldoende controleerbaar.
4. Tot slot benoem ik uit de eigen praktijk kort de uitspraak van de Afdeling 25 januari 2023. Met name het oordeel van de Afdeling wanneer sprake is van een ernstig geval (grote hoeveelheid softdrugs) en het oordeel over de toetsing in bezwaar en het meewegen van een besluit tot heropening in dit verband zijn lezenswaardig.
Strafrechtelijke waarborgen gelden ook voor een verhoor bij de bedrijfsrecherche – Laura Hinrichs
Relevantie
Indien een werkgever vermoedt dat een werknemer fraudeert of anderszins strafbaar handelt binnen het bedrijf, dan kan een bedrijfsrechercheur worden ingeschakeld. Een bedrijfsrechercheur kan een (nader) onderzoek instellen en in dat kader bijvoorbeeld werknemers horen. Van belang is dat tijdens een verhoor door de bedrijfsrecherche ook aan de strafrechtelijke waarborgen wordt voldaan, zo volgt uit een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 9 mei 2022 (gepubliceerd op 9 januari 2023).
Samenvatting
In de zaak die voorkwam bij de rechtbank Midden-Nederland ging het om een verdenking van ambtelijke omkoping. De vraag was of de verdachte een gift of belofte had gedaan aan een andere medewerker. Dat er een geldbedrag door de verdachte was gegeven, volgt enkel uit het verhoor van de andere medewerker bij de bedrijfsrechercheur.
Kort na dit verhoor heeft de verhoorde medewerker medegedeeld niet helemaal de waarheid te hebben gesproken en geen geld te hebben aangenomen van de verdachte. De verhoorde medewerker voelde zich tijdens het verhoor onder druk gezet. Bovendien volgt uit de uitspraak van de rechtbank dat de medewerker niet is gewezen op zijn recht om met een advocaat te overleggen; er geen auditieve opnames zijn en er evenmin een letterlijke uitwerking van het verhoor beschikbaar is.
De rechtbank stelt derhalve vast dat het verhoor bij de bedrijfsrecherche niet met dezelfde waarborgen is omkleed als de verhoren die bij de politie worden gedaan conform het Wetboek van Strafvordering. Er valt niet nauwkeurig na te gaan hoe de gesprekken bij de bedrijfsrecherche zijn verlopen.
De rechtbank heeft dan ook niet de overtuiging dat er een gift of belofte is gedaan door de verdachte en het dossier bevat daar ook geen bewijsmiddelen voor. De verdachte is daarom vrijgesproken.
Inzichtelijkheid en controleerbaarheid bij bestuurlijke rapportage – Remko Wijling
In de zaak die voorkwam bij de rechtbank Midden-Nederland ging het om een verdenking van ambtelijke omkoping. De vraag was of de verdachte een gift of belofte had gedaan aan een andere medewerker. Dat er een geldbedrag door de verdachte was gegeven, volgt enkel uit het verhoor van de andere medewerker bij de bedrijfsrechercheur.
Kort na dit verhoor heeft de verhoorde medewerker medegedeeld niet helemaal de waarheid te hebben gesproken en geen geld te hebben aangenomen van de verdachte. De verhoorde medewerker voelde zich tijdens het verhoor onder druk gezet. Bovendien volgt uit de uitspraak van de rechtbank dat de medewerker niet is gewezen op zijn recht om met een advocaat te overleggen; er geen auditieve opnames zijn en er evenmin een letterlijke uitwerking van het verhoor beschikbaar is.
De rechtbank stelt derhalve vast dat het verhoor bij de bedrijfsrecherche niet met dezelfde waarborgen is omkleed als de verhoren die bij de politie worden gedaan conform het Wetboek van Strafvordering. Er valt niet nauwkeurig na te gaan hoe de gesprekken bij de bedrijfsrecherche zijn verlopen.
De rechtbank heeft dan ook niet de overtuiging dat er een gift of belofte is gedaan door de verdachte en het dossier bevat daar ook geen bewijsmiddelen voor. De verdachte is daarom vrijgesproken.