Als sprake is van een overtreding van de Arbeidsomstandighedenwet en een boete wordt opgelegd, komt ook de vraag op of er redenen zijn om de boete te matigen. De Beleidsregel boeteoplegging arbeidsomstandighedenwetgeving voorziet in een aantal specifiek gedefinieerde matigingsgronden, waaronder het (aantoonbaar) verrichten van inspanningen gericht op het voorkomen van een overtreding in het concrete geval. Van deze inspanningen is bijvoorbeeld sprake als adequaat toezicht is gehouden en dit kan leiden tot een matiging van het boetebedrag met 25%.
Maar wanneer is nu sprake van adequaat toezicht en wat mag in dit verband van een werkgever worden verwacht? Uit een uitspraak van de Afdeling van 14 augustus 2024 volgt dat het antwoord op deze vraag afhangt van de omstandigheden van het geval. Onder meer de aard van de werkzaamheden, de ervaring van de werknemer en zijn positie in het bedrijf zijn relevant. Voortdurend toezicht door of namens de werkgever wordt niet vereist. Het toezicht dat wel wordt gehouden, moet echter wel van dusdanige aard zijn dat dit – kort gezegd – effectief is. Werknemers moeten vanwege het toezicht worden gestimuleerd zich aan de veiligheidseisen te houden, aldus de Afdeling. Het is daarbij wel aan de werkgever om de toezichthouder van voldoende feiten en omstandigheden te voorzien zodat tot toepassing van een matigingsgrond kan worden overgegaan. De bewijslast dat daarvan sprake is rust immers op de werkgever als overtreder.
In de concrete uitspraak ging het voor de betrokkene met name mis op de effectiviteit van het toezicht. Weliswaar waren alle veiligheidsvoorzieningen aanwezig, maar de werknemers gebruikten deze voorzieningen niet ondanks dat zij hierop werden gewezen. Dan is sprake van een onvoldoende stimulans. Ook waren er geen aanwijzingen dat sprake was van een incidentele (hectische) situatie.
Uit deze uitspraak volgt maar weer eens dat het voor zowel de betrokken werkgever als voor de toezichthouder van belang is om de feiten en omstandigheden goed in kaart te brengen. Meer specifiek is het voor een werkgever van belang om – ongeacht de vraag of een ongeval heeft plaatsgevonden – zich altijd te vergewissen van de vraag of zijn toezicht voldoende adequaat is en voldoet aan de eisen die de Afdeling hieraan stelt.