Het belang van een specifieke groep bij ruimtelijke besluitvorming

Het belang van een specifieke groep bij ruimtelijke besluitvorming

Op 29 november 2023 heeft de Afdeling in een uitspraak laten zien hoe zij omgaat met de vraag of het belang van een specifieke groep mensen – in dit geval ouderen en mensen met een (visuele) beperking – voldoende is meegewogen in de ruimtelijke besluitvorming.

Meer specifiek stond de vaststelling van het bestemmingsplan ‘Nijmegen Centrum-Stationsomgeving-5’ ter discussie. Dit bestemmingsplan voorziet in de mogelijkheid om een nieuwe entree met voorplein te realiseren. Onder meer de Oogvereniging Nederland kon zich niet met dit bestemmingsplan verenigen omdat het plan met name voor mensen met een visuele beperking niet zou voldoen aan de goede ruimtelijke ordening.

De Oogvereniging heeft daartoe onder meer overwogen dat het bestemmingsplan niet voorziet in een inrichting met een goede bereikbaarheid, veiligheid en toegankelijkheid voor mensen met een visuele beperking. Zo zou het plaatsen van een lift en trappen geen veilige en toegankelijke oplossing bieden, het principe “design voor all” niet gehanteerd zijn en sprak zijn van strijdigheid met het VN-verdrag Handicap.

De Afdeling overweegt dat geen beroep kan worden gedaan op het VN-verdrag Handicap omdat dat geen rechtstreekse werking heeft. Ook heeft de raad rekening gehouden met het Actieplan Inclusie. Binnen de bestemmingen bestaan voldoende mogelijkheden om te komen tot een vanuit dit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening aanvaarbare inrichting van het entreegebied, aldus de Afdeling. Daarnaast heeft de raad ter zitting aangegeven dat diverse voorzieningen zullen worden getroffen en dat de verdere planinvulling van het plangebied volgens het principe van “design for all” en het ‘Handboek Nijmegen Toegankelijk’ zal plaatsvinden. Kortom het betoog slaagt niet.

Een andere beroepsgrond die het vermelden waard is maar geen doel treft, is de grond dat voorafgaand geen ervaringsdeskundige met een visuele beperking is ingeschakeld. Vanwege de vaste rechtspraak dat inspraak geen onderdeel is van de in de Wro en Bro geregelde bestemmingsplanprocedure, kan dit namelijk geen gevolgen hebben voor het plan. Dat de stukken bij het bestemmingsplan niet toegankelijk waren voor mensen met een visuele beperking, heeft ook geen gevolgen voor de rechtmatigheid van de bestemmingsplanprocedure nu de Wro en Bro een exclusieve regeling kennen waaraan getoetst dient te worden, aldus de Afdeling.

Deze uitspraak is illustratief voor de terughoudende toets van de Afdeling bij ruimtelijke besluitvorming. De wettelijke systematiek biedt overigens ook beperkt ruimte voor het meewegen van dergelijke specifieke belangen, anders dan in het kader van de goede ruimtelijke ordening en straks de goede toebedeling van functies. Uiteraard kan in het voortraject wel extra aandacht worden besteed aan specifieke belangen. Wanneer duidelijk is dat dergelijke belangen een rol spelen, loont het voor gemeenten om op voorhand in overleg te treden om zo procedures te voorkomen.