Indien een burgemeester op grond van de APV overgaat tot sluiting van een bedrijfspand om het gevaar van verstoring van de openbare orde weg te nemen en voor de toekomst te voorkomen, dient dit gevaar ten tijde van het sluitingsbesluit nog wel actueel te zijn.
Dat is niet meer het geval indien de huurder die het gevaar zou veroorzaken ten tijde van de feitelijke sluiting het bedrijfspand had verlaten en de verhuurder al een nieuwe huurder had gevonden. Onder die omstandigheden is volgens de Raad van State de overtreding ongedaan gemaakt, de kans op recidive weggenomen en was de openbare orde in zoverre hersteld. Met de rechtbank acht de Afdeling in de uitspraak van 15 januari 2025 een sluitingsbesluit dan niet langer noodzakelijk.
Of het bedrijfspand in een kwetsbare wijk ligt, zoals de burgemeester van Waalwijk in deze zaak stelde, doet daarmee niet meer ter zake. Dit geldt ook voor de signaalfunctie die van een sluitingsbesluit uitgaat. Immers, eerst dient te worden vastgesteld of de openbare orde nog in het geding is. Als dat niet het geval is struikelt een sluitingsbesluit reeds op dit punt.
Omdat het sluitingsbesluit van de burgemeester de eindstreep niet haalde, kwam ook de schadevergoeding vanwege het onrechtmatig bevonden sluitingsbesluit in hoger beroep aan bod. De discussie spitste zich hier met name toe op de vraag of voldoende schadebeperkend was gehandeld door de verhuurder en of hij – zoals de burgemeester lijkt te stellen – niet voor de muziek is uitgelopen door het beëindigen van de huurovereenkomst.
De Afdeling is hier duidelijk over. Het beëindigen van de huurovereenkomst moet redelijkerwijs aan de burgemeester worden toegerekend. Gelet op de aard van de bevoegdheid om een pand te sluiten en de omstandigheden van dit geval, kan de verhuurder volgens de Afdeling namelijk niet worden verweten dat hij heeft gehandeld, zoals hij heeft gedaan. Integendeel, de verhuurder heeft hiermee zelfs bijgedragen aan de doelen die de burgemeester met de (voorgenomen) sluiting beoogde. Namelijk het uit het pand halen van de overtreder, het daarmee ongedaan maken van de overtreding en het voorkomen van herhaling.
Kort en goed kan adequaat handelen door een verhuurder na een voorgenomen sluitingsbesluit dus van belang zijn voor het uiteindelijk te nemen besluit en voor een verzoek om schadevergoeding. Een sluitingsbesluit kan indien een verhuurder adequaat optreedt niet langer noodzakelijk zijn. De omgekeerde situatie kan uiteraard ook aan de orde zijn. Indien een verhuurder ook na een voorgenomen sluitingsbesluit niet optreedt en de zaak op zijn beloop laat, kan dit juist aanleiding zijn om een sluitingsbesluit noodzakelijk te achten.