Tot welk moment kan een bestuursorgaan bij een bestuursrechtelijk boetebesluit dragend bewijs van een overtreding leveren? Over deze vraag heeft de Afdeling zich in een uitspraak van 29 mei 2024 uitgelaten.
Uitgangspunt is volgens de Afdeling dat dragend bewijs uiterlijk bij de voltooiing van de bestuurlijke besluitvorming wordt geleverd. Met dragend bewijs wordt daarbij gedoeld op het bewijs dat het bestuursorgaan in redelijkheid reeds in het stadium van de bestuurlijke besluitvorming aan de boeteoplegging ten grondslag had kunnen en moeten leggen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan rapportages, foto’s en verklaringen van bijvoorbeeld toezichthouders.
Het inbrengen van nader bewijs is echter niet categorisch uitgesloten. Het antwoord op de vraag of dit nog is toegelaten wordt volgens de Afdeling in het bijzonder beheerst door de goede procesorde, en wat in dit verband redelijkerwijs van het bestuursorgaan mocht worden verwacht. Strijd met de goede procesorde wordt in ieder geval aangenomen als nader bewijs wordt ingebracht door het bestuursorgaan, zonder dat daarvoor een goede reden wordt gegeven. Als het bestuursorgaan echter bij de voltooiing van de besluitvorming wel dat bewijs ten grondslag heeft gelegd waarover het redelijkerwijs heeft kunnen beschikken en de discussie in (hoger) beroep aanleiding geeft tot het inbrengen van nieuw bewijs, zal de goede procesorde zich daartegen in de regel niet verzetten. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een nadere verklaring van een toezichthouder in reactie op een betwisting door een appellant.
In deze zaak komt de Afdeling met appellant tot het oordeel dat het nadere bewijs niet toelaatbaar is. Het gaat namelijk om stukken die het college al (veel) eerder had kunnen overleggen, waarbij het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam ook geen goede reden heeft gegeven waarom dit niet eerder is gebeurd. Het baat appellant verder echter niet, omdat uit het reeds aanwezige bewijs voldoende volgde dat sprake was van een overtreding.