De tenlastelegging en het ambtenarenbegrip in omkopingszaken – Fleur le Roy

De tenlastelegging en het ambtenarenbegrip in omkopingszaken – Fleur le Roy

Relevantie
Een strafzaak wordt aanhangig gemaakt door het uitbrengen van een dagvaarding aan de verdachte. Een van onderdelen van de dagvaarding is de “tenlastelegging”. Aan de tenlastelegging worden minimumeisen gesteld om ervoor te zorgen dat de verdachte van tevoren weet waarvoor hij terechtstaat. Het moet een opgave van het strafbare feit bevatten, met vermelding omstreeks welke tijd en waar ter plaatse het begaan zou zijn alsmede de wettelijke voorschriften waarbij het feit strafbaar is gesteld (artikel 261, eerste lid, Wetboek van Strafvordering). Een tenlastelegging mag niet onbegrijpelijk, te weinig specifiek of innerlijk tegenstrijdig zijn. Als niet aan deze eis(en) wordt voldaan, is de dagvaarding nietig. Dit heeft tot gevolg dat de zitting niet doorgaat. De verdachte kan opnieuw worden opgeroepen door middel van een nieuwe dagvaarding.

Vonnis rechtbank Rotterdam
In het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 16 maart 2023 stond de vraag centraal of sprake is van een innerlijk tegenstrijdige tenlastelegging. In de zaak die tot dit vonnis heeft geleid ging het om de volgende feiten. De Wereldbank financierde in een aantal landen gezondheidszorgprojecten waarvoor lokale partijen materialen inkochten. De aanbestedingsprocedures voor deze inkoop werden in opdracht van de Wereldbank begeleid door een “Short Term Consultant” (‘STC’). Deze STC werd door de Wereldbank per project betaald. De verdachte in deze zaak werd – kort gezegd – onder feit 1 beschuldigd van het omkopen van de STC door hem te betalen met het oog op het krijgen van een gunstige uitkomst bij de aanbestedingen waarbij de verdachten betrokken waren.

De tenlastelegging ten aanzien van feit 1 luidde dat de verdachte “een ambtenaar (in dienst van een volkenrechtelijke organisatie, te weten de Wereld Bank), te weten [naam01]” een gift of belofte heeft gedaan, ten gevolge waarvan “als ambtenaar in dienst bij de Wereldbank” de verdachte(n) – samengevat – informatie en adviezen heeft verstrekt. Ambtshalve heeft de rechtbank de tenlastelegging zo geïnterpreteerd dat [naam01] niet alleen als ambtenaar in de zin van artikel 177 (oud) van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is aangemerkt, maar ook als persoon in de zin van artikel 178a Sr. Dit terwijl de wetgever artikel 178a Sr juist heeft ingevoerd voor functionarissen die niet vallen onder het ambtenarenbegrip van artikel 177 (oud) Sr. Met andere woorden, de opsteller van de tenlastelegging dient te kiezen tussen ”ambtenaar” als bedoeld in artikel 177 (oud) Sr of “persoon in openbare dienst van een volkenrechtelijke organisatie” (artikel 178a Sr).
De rechtbank heeft geoordeeld dat sprake is van een innerlijk tegenstrijdige tenlastelegging, die van wezenlijke betekenis is voor de strafrechtelijke beoordeling van het gehele ten laste gelegde feit. Er zijn immers twee hoedanigheden ten laste zijn gelegd, die elkaar uitsluiten. De rechtbank heeft op grond hiervan het gehele onder feit 1 ten laste gelegde nietig verklaard.

Slotopmerking
Dit vonnis laat zien dat de tenlastelegging in ambtelijke omkopingszaken bestudering behoeft, zowel voor de officier van justitie als de verdediging. Aan het ambtenarenbegrip bij ambtelijke omkoping is bij arrest van de Hoge Raad der Nederlanden van 17 januari 2023 ook aandacht besteed in het kader van een ander vraagstuk, te weten of een algemeen directeur/statutair bestuurder van een privaatrechtelijke rechtspersoon die zowel privaatrechtelijke als publiekrechtelijke taken uitvoert is aan te merken als een “ambtenaar” in de zin van artikel 363, eerste lid (oud), Sr.