Blowverbod in Amsterdam houdbaar?

Blowverbod in Amsterdam houdbaar?

Vanaf 25 mei 2023 geldt in Amsterdam een verbod om – op specifiek aangewezen plaatsen – softdrugs te gebruiken (het zogenoemde blowverbod). De basis van dit verbod wordt gevormd door het (nieuwe) artikel 2.7B van de Algemeen plaatselijke verordening van de gemeente Amsterdam waarin de volgende tekst is opgenomen:

“Het is verboden op of aan de weg of op andere voor publiek toegankelijke plaatsen gelegen in het gebied dat is aangewezen in bijlage 1 bij deze verordening middelen als bedoeld in artikel 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken.”

Naast de vraag of dit verbod überhaupt handhaafbaar is gelet op bijvoorbeeld capaciteit, speelt ook de vraag naar de juridische houdbaarheid van dit verbod. Is geen sprake van een overlap met de strafbaarstellingen uit de Opiumwet?

Gesteld kan worden dat dit niet het geval is omdat het verbod zich alleen richt op ‘gebruik’ en de Opiumwet dit niet verbiedt. Uit de Opiumwet volgt alleen een verbod op aanwezigheid, verkoop en vervaardiging en als de APV zich alleen op gebruik richt, kan dit naar verwachting de toets der kritiek doorstaan. Zie daartoe bijvoorbeeld ook ECLI:NL:HR:2015:3031 en waarin wordt geoordeeld over een soortgelijke bepaling in de APV van de gemeente Rotterdam die al (veel) langer een dergelijke bepaling bevat.

Op twee andere punten valt wellicht nog wel discussie te verwachten, namelijk de vraag of ruimte bestaat voor een verbodsbepaling in een APV als de wetgever geen aanleiding heeft gezien voor een verbodsbepaling in de Opiumwet en de daarmee samenhangende vraag of voldoende is onderbouwd dat vanuit – kort gezegd – de openbare orde en leefbaarheid een verbod is aangewezen. De gestelde overlast moet namelijk wel i) worden onderbouwd en ii) van dien aard zijn dat een verbod gerechtvaardigd is. Wordt dus ongetwijfeld nog vervolgd.

Tot slot is ook de verkoop van alcohol verder gereguleerd en beperkt in de APV. Onder meer de tijdstippen waarop alcohol kan worden verkocht en prijsacties (2 voor de prijs van 1) worden aan banden gelegd onder gebruikmaking van het bepaalde in de artikelen 25f en 25d van de Alcoholwet. Beide artikelen bieden ruimte voor een gemeente om beperkingen op te nemen in de APV specifiek ten aanzien van de verkoop van alcohol.