Is de broer van een inmiddels overleden kunstenaar belanghebbende bij een besluit tot verlening van een omgevingsvergunning voor de (her)plaatsing van een kunstwerk van deze kunstenaar? De Afdeling kwam in een uitspraak van 25 juni 2024 tot het oordeel dat dit niet het geval is.
De uitspraak ziet op een omgevingsvergunning voor de verplaatsing van het kunstwerk “Water” van Leo van Oudheusden. Dat sierde de wanden van een zwembad in Rozenburg, maar dreigde verloren te gaan toen het zwembad werd gesloopt. Het college koos uiteindelijk voor een herplaatsing in de buitenlucht. De broer van de kunstenaar was het hier niet mee eens, omdat hij vreesde voor schade en kwam tot in hoger beroep op tegen de voor de herplaatsing verleende omgevingsvergunning.
Ook in hoger beroep dient eerst de vraag te worden beantwoord of de broer als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb kan worden beschouwd. De Afdeling beoordeelt hiertoe eerst of de broer rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt en reeds daarom belanghebbende is bij het besluit tot verlening van een omgevingsvergunning. Daarvan is geen sprake. Het kunstwerk wordt herplaatst in Rotterdam en de broer woont in Maarssen. Ook zijn overige betrokkenheid bij het kunstwerk – zowel mentaal als beroepsmatig – maakt niet dat sprake is van belanghebbendheid. Alhoewel de Afdeling dit niet expliciet overweegt, is de Afdeling van oordeel dat in dit verband geen sprake is van een (voldoende) persoonlijk belang.
De broer stelt tot slot als belanghebbende te kunnen worden aangemerkt, omdat hij beschikt over persoonlijkheidsrechten die voortvloeien uit het auteursrecht van het kunstwerk. Dit standpunt vraagt meer aandacht. De bescherming tegen de aantasting van het auteursrecht en de daaruit voorvloeiende persoonlijkheidsrechten kan onder omstandigheden namelijk wel een voldoende objectief en persoonlijk belang vormen dat rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Met de rechtbank is de Afdeling echter van oordeel dat de broer het bestaan van deze persoonlijkheidsrechten niet aannemelijk heeft gemaakt. Hij heeft slechts een concept-levenstestament uit 2017 overgelegd, maar bijvoorbeeld geen testament of codicil waaruit volgt van deze persoonlijkheidsrechten. Had de broer deze stukken echter wel kunnen overleggen, dan was hij door de Afdeling mogelijk wel als belanghebbende aangemerkt.