Vier leeswaardige sluitingsuitspraken

Vier leeswaardige sluitingsuitspraken

Relevantie
De afgelopen week zijn door zowel rechtbanken als door de Afdeling enkele interessante uitspraken gedaan over sluitingen op grond van artikel 13b Opiumwet. Hieronder volgen vier uitspraken die mij het meest opvielen.

Vier leeswaardige uitspraken
1. De rechtbank Oost-Brabant oordeelt in de uitspraak van 23 januari 2023 over de vraag of ten aanzien van een bosperceel, een schuur en een woning sprake is van een samenhangend geheel. Na een uitgebreide bespreking van de jurisprudentie van de Afdeling en de feiten van deze zaak, komt de rechtbank tot het oordeel dat sprake is van zowel ruimtelijke als functionele samenhang. Ook overweegt de rechtbank dat een tijdsverloop van 5 maanden tussen het incident en de sluiting niet zo ruim is dat dit afdoet aan de noodzaak.

2. De voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft in de uitspraak van 11 januari 2023 niet veel woorden nodig om een voorziening toe te wijzen. Door de burgemeester van Oosterhout is direct en zonder zienswijzemogelijkheid tot sluiting van een woning overgegaan. Omdat de burgemeester hierdoor geen kennis heeft kunnen nemen van alle omstandigheden van het geval – hetgeen de Afdeling wel vereist – en de gestelde spoed niet volgt uit het dossier, wordt de voorziening toegewezen. De burgemeester zal in bezwaar alsnog de (persoonlijke) omstandigheden moeten wegen.

3. De rechtbank Rotterdam heeft in de uitspraak van 24 januari 2023 ook weinig woorden nodig om het beroep toe te wijzen. De burgemeester van Rotterdam is tot sluiting overgegaan vanwege twee Xtc-pillen en 1,4 gr. cocaïne (een handelshoeveelheid). Omdat er verder weinig tot geen aanwijzingen zijn die wijzen op handel vanuit de woning, kan gelet op de geringe hoeveelheid echter niet zonder meer daarvan worden uitgegaan. De burgemeester heeft zijn standpunt dat wel sprake is van handel vanuit de woning onvoldoende gemotiveerd volgens de rechtbank. Vooral het oordeel van de rechtbank over de bestuurlijke rapportage valt op. Anders dan uit deze rapportage lijkt te volgen zijn er geen onderliggende processen-verbaal. Verder is vooral veel mondeling doorgegeven, maar niet op schrift gesteld en is sprake van een fors tijdsverloop tussen incident en rapportage. De rapportage is hierdoor onvoldoende controleerbaar.

4. Tot slot benoem ik uit de eigen praktijk kort de uitspraak van de Afdeling 25 januari 2023. Met name het oordeel van de Afdeling wanneer sprake is van een ernstig geval (grote hoeveelheid softdrugs) en het oordeel over de toetsing in bezwaar en het meewegen van een besluit tot heropening in dit verband zijn lezenswaardig.