Permanent cameratoezicht Tata Steel niet onrechtmatig

Permanent cameratoezicht Tata Steel niet onrechtmatig

Relevantie
Handelt de Omgevingsdienst onrechtmatig door in het kader van het te houden toezicht op Tata Steel gebruik te maken van permanent cameratoezicht? Met deze vraag zag de civiele rechter zich in kort geding van 26 april 2023 geconfronteerd. Het antwoord van de rechtbank was dat van onrechtmatig handelen geen sprake is. Deze bijdrage laat geen ruimte om alle aspecten van dit vonnis te bespreken, maar is beperkt tot de vraag of artikel 5:18 van de Awb voldoende grondslag biedt voor de gekozen wijze van cameratoezicht. Deze vraag is ook van belang voor de vraag of voldaan is aan artikel 6 van de AVG.

Wat was er aan de hand?
Al langer bestaan zorgen bij omwonenden over de uitstoot van schadelijke stoffen door Tata Steel. De Omgevingsdienst heeft in het kader van het te houden toezicht een vaste camera geïnstalleerd buiten het terrein van Tata Steel. Deze camera filmt de locatie waar mogelijke overtredingen voorkomen. Daarbij heeft de Omgevingsdienst een kader opgesteld over hoe te handelen bij het live of achteraf constateren van zwarte rook en daarmee mogelijk een overtreding. De camera is niet op personen gericht en uit het vonnis leid ik af dat het onaannemelijk is dat personen worden herkend gelet op de instellingen van de camera. Wel kan beeldmateriaal sporen van hun aanwezigheid bevatten. Hoe komt de rechtbank nu tot het oordeel dat artikel 5:18 van de Awb voldoende grondslag voor deze vorm van toezicht biedt?

De rechtbank oordeelt dat artikel 5:18 van de Awb een open stelsel bevat en techniek neutraal is geformuleerd. Immers, in 1996 viel de huidige stand van de techniek niet te voorzien. De evenredigheid ex artikel 5:13 van de Awb dient als begrenzing. De rechtbank kiest gelet hierop voor een pragmatische insteek en gaat aan de hand van doel en strekking van de regeling na of het gebruik van cameratoezicht ter ondersteuning van bevoegdheidsuitoefening past in het stelsel van de Awb en aansluit bij de daarin wel uitdrukkelijk geregelde uitoefening. De rechtbank stelt daarbij de effectiviteit van toezicht voorop.

Aan de hand van deze benadering oordeelt de rechtbank dat de gekozen wijze van cameratoezicht effectief en evenredig is. Daarbij betrekt de rechtbank dat niet in geschil is dat het alternatief – permanent fysiek toezicht en dit vastleggen met foto of film – toelaatbaar is. Tot slot passeert de rechtbank het beroep op rechtspraak van de CRvB en Afdeling waaruit volgt dat voor permanent cameratoezicht (of een peilbaken) een specifieke wettelijke grondslag nodig is. De rechtbank oordeelt dat geen sprake is van op een persoon gericht toezicht maar van toezicht dat niet op een persoon of persoonsgegevens is gericht en dit ook probeert te voorkomen.

Slotopmerking
Kort en goed past de rechtbank een toets naar noodzaak en evenredigheid toe. Dit lijkt mij in kort geding een juiste benadering. Als de noodzaak niet ter discussie staat, moet een toezichthouder in staat worden gesteld effectief toezicht te houden mits de nodige waarborgen in acht worden genomen.