Wetgever en niet bestuursrechter dient te zorgen voor realistische termijn

Wetgever en niet bestuursrechter dient te zorgen voor realistische termijn

Wat is een redelijke termijn waarbinnen de Belastingdienst dient te beslissen in het kader van de hersteloperatie? Op deze vraag geeft de Afdeling in een uitspraak van 23 augustus 2023 antwoord. Opvallend is dat de Afdeling zich niet alleen uitlaat over de termijnen zelf, maar vooral ingaat op de verhouding tussen de bestuursrechter en de wetgever.

De Afdeling constateert namelijk dat de wetgever (bewust?) onrealistische termijnen in de Wet hersteloperatie toeslagen heeft opgenomen met alle uitvoeringsproblemen van dien voor de Belastingdienst. Het is volgens de Afdeling echter niet de taak van de bestuursrechter, maar wel van de wetgever om hier een structurele oplossing voor te bieden. Wel kan de bestuursrechter – zo lees ik de uitspraak – binnen de mogelijkheden die de wet biedt zoeken naar wegen om de gevolgen van deze uitvoeringsproblemen voor de rechtszoekende te verzachten. In dit concrete geval komt de Afdeling tot afwijkende maar nog steeds relatief korte termijnen voor de Belastingdienst om alsnog te besluiten (voor de specifieke termijnen verwijs ik naar r.o. 3 van de uitspraak). Zo wordt enerzijds bescherming geboden aan de rechtszoekende, maar wordt anderzijds de Belastingdienst nog wel enige ruimte geboden.

Na deze uitspraak is het de wetgever die weer aan zet is om te zorgen voor realistische termijnen. Uitgaande van de standpunten van de Belastingdienst ter zitting, zullen de realistische termijnen (mogelijk eind 2026) echter wel voor de nodige teleurstelling gaan zorgen. Van een voortvarend herstel is al lang geen sprake meer. Het valt dan ook te hopen dat aangekondigde nieuwe initiatieven om tot een veel snellere oplossing te komen daadwerkelijk van de grond komen.