Is met het invullen van een (digitaal) aanmeldformulier sprake van een aanvraag om een besluit te nemen in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Awb? Voor deze vraag zag de Afdeling zich geplaatst in een discussie tussen de Nationaal Coördinator Groningen en een betrokkene die een dergelijk aanmeldformulier had ingediend met het verzoek om vergoeding voor het aardbevingsbestendiger bouwen van een nieuwbouwwoning.
Het antwoord van de Afdeling is in de uitspraak van 5 juli 2023 kort maar helder. Het aanmeldformulier is een schriftelijk verzoek om een vergoeding op grond van de betreffende regeling en daarmee een aanvraag als bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Awb. Het ingevulde aanmeldformulier voldeed verder aan de vereisten voor een aanvraag als bedoeld in artikel 4:2, eerste lid, van de Awb. Het bevatte – zo lees ik de uitspraak – dus de naam en het adres van de aanvrager, de dagtekening en een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd (een vergoeding). Voor zover de aanvraag nog niet voldeed, bijvoorbeeld omdat er gegevens misten, hadden deze kunnen worden opgevraagd met de herstelmogelijkheid van artikel 4:5 van de Awb.
Of een aanvraag kansrijk is, doet verder volgens de Afdeling (terecht) niet ter zake. Ook een volgens de staatssecretaris kansloze aanvraag is een aanvraag, namelijk een verzoek van een belanghebbende om een besluit te nemen waartegen rechtsbescherming openstaat, aldus de Afdeling. Ook bestaat geen wettelijke grondslag om van het systeem van de Awb af te wijken door het maken van onderscheid tussen aanmelden en aanvragen.
Het gevolg is dat op de aanvraag (veel) te laat is beslist en een bestuurlijke dwangsom is verbeurd.
De Afdeling stelt in deze uitspraak duidelijk de rechtsbescherming voorop. Er mag niet (te) snel worden aangenomen dat geen aanvraag voorligt, of iemand van een aanvraag afziet. Voor bestuursorganen blijft het hierbij zaak om ook goed de termijnen in de gaten te houden voor de afhandeling van een aanvraag.