Als geen sprake is van een ernstige mate van gevaar, maar wel van een mindere mate van gevaar als bedoeld in de Wet Bibob mogen aan een beschikking voorschriften worden verbonden. Die voorschriften moeten wel bijdragen aan het wegnemen of het beperken van het verminderde gevaar dat opnieuw overtredingen zullen plaatsvinden. Kort en goed, voorschriften moeten doeltreffend zijn.
In een uitspraak van de Afdeling van woensdag 13 september jl. stonden – onder meer – de door een burgemeester aan een exploitatievergunning verbonden voorschriften ter discussie. Deze voorschriften waren aan de vergunning verbonden vanwege eerdere overtredingen van belastingwetgeving door de voormalig exploitant (en broer van de huidige exploitant) en het verminderde gevaar in dat verband.
Voor zover de voorschriften betrekking hadden op het voorkomen van bemoeienis door de voormalig exploitant met de financiële huishouding van de onderneming troffen zij doel en mochten zij aan de vergunning worden verbonden. Het voorschrift dat de voormalig exploitant de onderneming niet mocht betreden – eveneens om bemoeienis te voorkomen – kon echter de toets der kritiek van de Afdeling niet doorstaan. Nog los van het feit dat de voormalig exploitant boven de onderneming woonde, kon hij ook via andere kanalen (telefoon, e-mail, WhatsApp) contact opnemen met de huidige exploitant. De wel toelaatbare voorschriften voorzagen bovendien al in het voorkomen van bemoeienis. Het voorschrift werd dan ook als niet doelmatig en disproportioneel beoordeeld door de Afdeling, omdat het een te grote inbreuk op de bewegingsvrijheid zou maken.
Uit deze uitspraak van de Afdeling volgt weer eens dat het zaak is om niet zonder meer voorschriften op te stellen en aan een vergunning te verbinden. Maatwerk is aan de orde, en ieder voorschrift moet zowel doeltreffend zijn als proportioneel. Voor een persoon die met voorschriften wordt geconfronteerd is het uiteraard ook zaak om voorschriften ook op deze punten te beoordelen en zo nodig en goed gemotiveerd aan te vechten.