Met het Lachgasbesluit is per 1 januari 2023 lachgas opgenomen in lijst II van de Opiumwet. Dit houdt in dat een (handels)hoeveelheid lachgas tot sluiting van een pand kan leiden op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Gepubliceerde rechtspraak over dergelijke sluitingen is nog zeldzaam en dus is de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam van 8 april 2024 (gepubliceerd op 11 april 2024) het signaleren waard.
De burgemeester van Rotterdam was tot sluiting van een supermarkt overgegaan omdat – kort gezegd – een netto hoeveelheid van 2225,7 gram lachgas was aangetroffen in ampullen (patronen) en in tanks. Ook waren enkele andere stoffen aangetroffen, zoals ‘snuff’ en strips met (viagra)pillen.
De voorzieningenrechter beoordeelt eerst of de burgemeester bevoegd was tot een sluiting over te gaan. Dat is – specifiek in het geval van lachgas – het geval als een handelshoeveelheid is aangetroffen en als het lachgas niet bestemd is voor technische doeleinden of als voedingsadditief. Enkele detaillisten (met specifieke SBI-codes) zijn uitgezonderd van de verboden handelingen met lachgas. Deze detaillisten zijn (vaak) in de praktijk de bedrijven die lachgas toepassen zoals het oorspronkelijk was bedoeld. Wel gelden dan extra regels, zoals het uit het zicht leggen van lachgas.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de betreffende supermarkt niet valt onder deze SBI-codes. Los daarvan lagen de lachgasampullen in het zicht en werd daarmee niet voldaan aan de extra regels die gelden. Ook was de eigenaar van de supermarkt al eerder gewaarschuwd vanwege de verkoop van lachgas. Kort en goed acht de voorzieningenrechter het op grond van de concrete feiten en omstandigheden van het geval niet aannemelijk dat het aanwezige lachgas bestemd was voor een legale toepassing. De burgemeester was dus bevoegd tot sluiting over te gaan.
De sluiting van de supermarkt viel verder zowel noodzakelijk als evenwichtig te noemen. Lachgas levert een risico op voor de volksgezondheid, en aannemelijk was dat het werd verkocht vanuit de supermarkt. Daarbij was de supermarkt in een kwetsbare wijk gelegen met scholen in de buurt en kent de voorzieningenrechter belang toe aan de eerdere waarschuwing en de overige middelen die waren aangetroffen.
Een goede rapportage waaruit volgt dat het niet aannemelijk is dat aangetroffen lachgas bestemd is voor een legale toepassing, is dus van groot belang. Bij concrete feiten en omstandigheden die deze conclusie ondersteunen moet bijvoorbeeld worden gedacht aan de hoeveelheid, de verpakking, plaats waar het is aangetroffen en het soort winkel of pand. Past de verkoop van lachgas in het assortiment of in de bedrijfsvoering.