In 2020 is een werknemer tijdens werkzaamheden van een steiger gevallen, waardoor deze werknemer letsel opliep en is overleden. De onderneming, de werkgever van de betrokken werknemer, is strafrechtelijk vervolgd voor het schenden van artikel 307 Wetboek van Strafrecht (dood door schuld) en artikel 32 van de Arbeidsomstandighedenwet (de zgn. zorgplichtbepaling), nu meerdere bepalingen uit de Arbowetgeving niet / niet voldoende zouden zijn nageleefd (waaronder de regels rondom de RI&E, voorlichting/instructies en het toezicht).
De rechtbank heeft – zo volgt ook uit het arrest van het hof van 17 mei 2024 – de onderneming in 2023 veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 125.000,- waarvan € 25.000,- voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
De onderneming is tegen dit vonnis in hoger beroep gegaan. Het hof veroordeelt de onderneming en legt een geldboete ter hoogte van € 95.000,00 waarvan € 25.000,00 voorwaardelijk op met een proeftijd van 2 jaren.
Ten aanzien van de op te leggen straf wordt in strafverzwarende zin door het hof overwogen dat bij de onderneming in 2002 een dodelijk arbeidsongeval heeft plaatsgevonden en dat aan de onderneming vijf keer door de Arbeidsinspectie een boete is opgelegd vanwege het overtreden van voorschriften ter voorkoming van valgevaar.
Anders dan de rechtbank overweegt het hof wel (in het voordeel van de onderneming) dat de verdachte onderneming de situatie serieus neemt en inziet dat zij anders had kunnen en moeten handelen. Daarnaast wordt de onderneming bij de op te leggen straf ‘gecompenseerd’ door het hof in verband met de overschrijding van de redelijke termijn.