Treiteraanpak gelijksteld met een besluit

Treiteraanpak gelijksteld met een besluit

Als sprake is van ernstige overlast en intimidatie in de woonomgeving kan een persoon in de gemeente Amsterdam worden opgenomen in de zogenoemde treiteraanpak. In een uitspraak van 3 juli 2024 is de Afdeling tot het oordeel gekomen dat de beslissing om iemand op te nemen in de treiteraanpak om redenen van rechtsbescherming met een besluit moet worden gelijkgesteld. De Afdeling nuanceert hierbij de eerdere lijn in de rechtspraak dat de mededeling dat iemand is opgenomen in de treiteraanpak geen besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.

Om tot dit oordeel te komen bespreekt de Afdeling eerst wat de treiteraanpak inhoudt en welke gevolgen dit voor iemand heeft. Kort en goed is de treiteraanpak een samenwerking van meerdere partners, waaronder de gemeente, de politie, jeugdzorg en woningbouwinstanties. Verder zijn de voorwaarden om iemand op te nemen in de treiteraanpak opgenomen in een Convenant. Voldoet een casus aan de voorwaarden uit het Convenant, dan wordt een kernteam gevormd. De partners in dat team maken een plan van aanpak en er kunnen acties worden ondernomen. Volgens de Afdeling moet hierbij onder meer worden gedacht buurtonderzoek, mondelinge waarschuwingen, mediation of een gebiedsverbod.

Deze werkwijze leidt volgens de Afdeling tot i) het verzamelen van informatie over een persoon, ii) grootschalige deling van deze informatie binnen de betrokken instanties waardoor iii) persoonsgegevens worden verwerkt. Een betrokkene kan zich in dit verband wel beroepen op de AVG en via een verzoek om verwijdering van zijn persoonsgegevens de rechtmatigheid van deze verwerking ter discussie stellen, maar dan heeft de verwerking al plaatsgevonden en is (mogelijk) sprake van onomkeerbare gevolgen. Het met een besluit gelijkstellen van de mededeling dat iemand is opgenomen in de treiteraanpak is dan noodzakelijk omwille van de rechtsbescherming, aldus de Afdeling.

Alhoewel zuiver juridisch gezien inderdaad sprake is van een nuancering van de eerdere rechtspraak, houdt de uitspraak van de Afdeling effectief gezien in dat – anders van voorheen – bezwaar en (hoger)beroep kan worden ingediend tegen een mededeling dat iemand is opgenomen in de treiteraanpak. Het rechtsbeschermingsoogpunt valt in dit verband goed te volgen en is ook eerder door de Afdeling gehanteerd in het kader van bijvoorbeeld de bestuurlijke waarschuwing.

Voor de appellant in kwestie leidt de beoordeling door de Afdeling inhoudelijk tot (bijna) niets. De opname in de treiteraanpak was terecht nu werd voldaan aan de voorwaarden uit het Convenant en dit voldoende volgde uit het dossier. De opschaling van de casus binnen de treiteraanpak was echter wel onvoldoende gemotiveerd en onderbouwd. Op dit punt wordt het hoger beroep gegrond verklaard.