De Raad van State deed 20 november 2024 uitspraak in een langlopende discussie over geluidsoverlast vanwege het gebruik van een speelterrein gelegen bij een basisschool. Door omwonenden was een handhavingsverzoek ingediend vanwege de door hen ervaren geluidsoverlast en dit verzoek werd uiteindelijk toegewezen. De onderwijsstichting onder wiens verantwoordelijkheid de basisschool viel diende de overtreding van de geluidsnormen uit artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit te beëindigen en beëindigd te houden door het treffen van een aantal concrete maatregelen.
In hoger beroep gaat de discussie met name over de vraag of bij het opleggen van de maatregelen rekening diende te worden gehouden met stemgeluid en of de maatregelen voldoende zijn.
De Afdeling komt tot het oordeel dat terecht geen rekening is gehouden met stemgeluid bij het opleggen van de maatregelen. Dat is alleen aan de orde als sprake is van een binnenterrein ex artikel 2.18, eerste lid, onder a, van het Activiteitenbesluit. Nu het speelterrein niet omsloten is en grenst aan openbaar terrein, is daar geen sprake van. De Afdeling oordeelt verder dat het Activiteitenbesluit de exceptieve (evenredigheids)toets op dit punt kan doorstaan. Indien deze beroepsgrond zou worden gevolgd, dan zou namelijk de situatie ontstaan dat een (zwaardere) overtreding zou worden aangenomen die niet voortvloeide uit het wettelijk voorschrift. Ook zou dit leiden tot de situatie dat meer maatregelen moesten worden genomen dan die op voorhand kenbaar uit de wet voortvloeiden. Het legaliteitsbeginsel uit artikel 5:4 van de Awb staat dan in de weg aan deze invulling van de evenredigheidstoets.
Hierna komt de Afdeling toe aan de vraag of de opgelegde maatregelen ver genoeg gaan en met name of zij de geluidsoverlast daadwerkelijk zullen verminderen. Twee maatregelen kunnen hierbij de toets der kritiek niet doorstaan. Het enkel instrueren van personeel om te waken dat anderen niet met een bal tegen houten palen schieten, is volgens de Afdeling onvoldoende om dit gedrag te voorkomen. Het alternatief – een pakket aan begroeiing – is eveneens niet voldoende. Dit alternatief is rechtsonzeker nu onduidelijk is wat hieronder wordt verstaan en of dit alternatief afdoende is. Dit geldt ook voor het plaatsen van een verbodsbord om het speelterrein in de avond- en nachturen te gebruiken. Het enkel plaatsen van een bord voorkomt niet dat daadwerkelijk van het terrein gebruik wordt gemaakt.
Uit de uitspraak van de Afdeling volgt – specifiek ten aanzien van de concrete maatregelen – dat (een poging tot) sturen op gedrag niet voldoende is indien geluidsoverlast dient te worden verminderd of voorkomen. Maatregelen dienen ongewenst gedrag daadwerkelijk te voorkomen. Denk hierbij aan het feitelijk afsluiten van een speelterrein na de schooluren, of het aanbrengen van kunststof padding op houten palen. Dergelijke maatregelen die gedrag daadwerkelijk voorkomen kunnen naar verwachting de toets der kritiek wel doorstaan.