Bij een dodelijk arbeidsongeval wordt een strafrechtelijk onderzoek gestart en leidt dat vaak tot een strafrechtelijke vervolging van de onderneming die als werkgever kwalificeert. Als de officier van justitie niet tot een strafrechtelijke vervolging overgaat, kan de zaak worden ‘teruggegeven’ aan de Nederlandse Arbeidsinspectie. De Arbeidsinspectie kan dan namens de minister over de band van het bestuursrecht een bestuurlijke boete opleggen in verband met een vermeende overtreding.
Een dergelijke bestuurlijke boete was namens de minister opgelegd aan de werkgever van een later overleden werknemer. Grondslag voor de boete was een vermeende schending van artikel 7.5, tweede lid, van het Arbobesluit, omdat er onderhoud-, reparatie- en reinigingswerkzaamheden met of aan een arbeidsmiddel waren verricht, terwijl het arbeidsmiddel niet was uitgeschakeld, drukloos of spanningsloos was gemaakt waardoor de werkzaamheden niet veilig konden worden uitgevoerd. Aan de werkgever was om die reden een boete opgelegd ter hoogte van EUR 13.500,–.
In deze zaak stond een touringcar centraal, en in het bijzonder de vraag of in dit geval de touringcar kwalificeert als arbeidsplaats en/of arbeidsmiddel. Welke feiten waren daarvoor relevant?
Het slachtoffer had een groep schoolkinderen in de touringcar weggebracht. Daarna heeft hij contact opgenomen met zijn werkgever in verband met een mogelijk defect. Tijdens dit contact werd duidelijk dat sprake was van een defect aan de stabilisatorstang. Toen de schoolkinderen terug in de touringcar zaten, is het slachtoffer naar de stopplaats gereden. Hij is toen op enig moment bij het rechter voorwiel geknield en heeft hij zijn hoofd en bovenlichaam in de wielkast gestoken, tussen het wiel en de bovenbouw van de touringcar. De touringcar was toen niet uitgeschakeld en het luchtveringsysteem stond nog aan. Terwijl hij in die positie verkeerde, is de bovenbouw van de touringcar op die plaats in de luchtvering gaan zakken. Vervolgens raakte het slachtoffer bekneld tussen onderdelen van het arbeidsmiddel, namelijk het rechterwiel en de wielkast van de in de luchtvering zakkende bovenbouw. Door het opgelopen letsel is het slachtoffer overleden.
De gekozen grondslag voor de opgelegde boete richtte zich op een ‘arbeidsmiddel’. De rechtbank Gelderland stelt in de uitspraak van 10 februari 2025 echter vast dat de touringcar als ‘arbeidsplaats’ kwalificeert. Vaststaat dat de touringcar door het slachtoffer werd gebruikt op de openbare weg voor het vervoer van personen (namelijk schoolkinderen). Met een verwijzing naar de Nota van toelichting kan dan worden afgeleid dat in een dergelijk geval de touringcar aangemerkt dient te worden als arbeidsplaats, en niet ook als arbeidsmiddel.
Nu de opgelegde boete zag op een arbeidsmiddel en daarvan dus geen sprake was, heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard en is het bestreden besluit vernietigd.